Groep 3 | Bijzondere verrichtingen bij hogere snelheid.

Uitwijkoefening (verplichte oefening)

De bestuurder ontwijkt een obstakel door naar links uit te wijken. Na het uitwijken moet de kandidaat weer terugkomen op de eigen weghelft. Het is belangrijk dat de kandidaat de motorfiets kan afschuinen en kantelen in combinatie met een juiste bediening en kijktechniek. De kandidaat moet een constante snelheid van 50 km per uur aanhouden tot aan het eerste poortje. Hierna mag hij/zij het gas dicht draaien en hierbij niet de remmen gebruiken tot aan het laatste pylon, die hij/zij aan de rechterzijde voorbij moet rijden.

  • Kom met een snelheid van 50 km per uur in een rechte lijn aanrijden;
  • Zet na het eerste poortje, door je gas dicht te draaien en zonder de remmen te gebruiken, de uitwijkbeweging naar links in;
  • Ontwijk het (denkbeeldige) opstakelen keert terug naar de eigen (denkbeeldige) weghelft;
  • Passeer de laatste pylon aan de rechterzijde.


Snelle slalom (keuze oefening)


De bestuurder rijdt met een hogere snelheid in een vloeiende lijn een combinatie van linker en rechterbochten. Het gaat er bij deze oefening vooral om het kunnen en durven afschuinen en kantelen van de motorfiets in een regelmatige cadans. (Denk aan bediening, stuurgedrag en balans). De snelheidsindicatie van 30 km per uur is moeilijk exact vast te stellen en in die zin dan ook slechts richtinggevend. Het gaat er vooral om dat de snelheid dusdanig is dat de kandidaat ook kan afschuinen.

  • Rijdt in een rechte lijn aan op de eerste pylon;
  • Rijdt met licht trekkende motor;
  • Houdt een constante snelheid aan van tenminste 30 km per uur;
  • Rijdt in bochten een slalom;
  • Stuurt vanuit de heupen;
  • Rijdt na de laatste pylon in een rechte lijn weg.

Vertragings oefening (keuze oefening)
 

De bestuurder kan meestal wel snel accelereren maar moet ook in staat zijn om daarna in korte tijd af te remmen en terug te schakelen voor bijvoorbeeld het op tijd nemen van een bocht.



  • Rijd vanuit stilstand recht aan en accelereer naar een snelheid van 50 km per uur in tenminste de derde versnelling;
  • Draai bij het tweede poortje het gas dicht en rem met beide remmen;
  • Ontkoppel en schakel terug naar de tweede versnelling;
  • Rijd bij het ingaan van de slalomgedeelte met een snelheid van ongeveer 30 km per uur waarbij het remmen is voltooid en de koppeling is losgelaten;
  • Neem de slalom met licht trekkende motor;
  • Houd een constante snelheid aan van tenminste 30 km per uur;
  • Stuur vanuit de heupen;
  • Rijd na de laatste pylon in een rechte lijn weer weg.